Het bouwplan van een biologisch werkend bedrijf dient ‘ruim’ te zijn. Met de bedoeling de bodemvruchtbaarheid te behouden en bodemziekten te voorkomen wordt wel met bouwplannen gewerkt van 1 : 5 tot 1 : 7. Dat wil zeggen dat gewassen slechts 1 keer in de 5 of 7 jaar op een zelfde perceel worden verbouwd. Naast deze vruchtwisseling is het van belang voldoende vlinderbloemige als hoofdgewas of als ondergewas te hebben. Vlinderbloemige gewassen zijn in staat in samenwerking met bodembacteriën (Rhizobium) stikstof uit de lucht te onttrekken en deze beschikbaar te maken voor de planten.
De gewassen die geteeld worden zijn zomertarwe, wintertarwe, haver, rogge, luzerne en mosterd.
Daarnaast zijn er kleine percelen met oude tarwerassen zoals bijvoorbeeld spelt (op het bedrijf kan o.a. spelt worden gepeld).
Ook worden er sommige jaren peulvruchten verbouwd, zoals groene erwten, kapucijners en strogele bonen.